Over Hans Weima

Als melancholisch
type herken ik me in het begrip Weltschmerz: het gevoel van diepe
droefheid en melancholie dat te wijten is aan de onvolmaaktheid van de wereld.
Wanneer ik in deze gemoedstoestand dreig weg te zinken heb ik gelukkig vrienden
die me streng toespreken: ‘Tel je zegeningen, Hans!’ Ik heb dit letterlijk
genomen en ben ze op gaan schrijven. En terwijl ik ze nog eens overlees bedenk
ik me dat lang niet iedereen dit lijstje als zegeningen zou zien. Wat
bijvoorbeeld  te denken van nummer 4: “Het kan prima zonder regels”: veel
mensen zullen een leven zonder regels op zijn minst als chaotisch ervaren. Deze
zegeningen zeggen dus eigenlijk best veel over mij. Misschien dat je me na dit
lijstje een beetje beter kent.

1. Niets is vanzelfsprekend.

Dit zo te zien is een keuze, want is het niet gewoon een gegeven dat elke morgen de zon opkomt en dat de seizoenen elkaar opvolgen? Dat uit een pompoenzaadje een pompoenplant voortkomt en uit de liefde tussen man en vrouw een kind geboren wordt? Nee, het is een wonder. Dat ik mijn leven nu al achtentwintig jaar deel met Martine beschouw ik elke dag als een wonder. Nou ja, ik sla wel eens een dag over en op een of andere manier lijkt het of op die dagen ook de zon verstek laat gaan. En zo’n sombere dag maakt de zonnige dagen dan weer extra bijzonder. Tijdens de donkere dagen in de winter schrijf ik. En na twaalf jaar is het een roman geworden: EEN ALLESVERTEREND VUUR.

2. Alles wordt ons gegeven.

Mijn leven lang heb ik me druk gemaakt over onrecht. Als jongeman al vond ik het onverdraaglijk dat een groot deel van de mensheid honger leed en dat het andere deel van de mensheid bezig was de natuur te vernietigen. Dat de economie draaide op ziekte en oorlog. Ik besloot van actievoeren mijn werk te maken en bracht een paar jaar door in de Amsterdamse kraakbeweging. Verzetten tegen de werkelijkheid om die werkelijkheid beter te maken. Het was een illusie. Niet in het minst omdat de mensen in de kraakbeweging ook maar gewoon mensen bleken te zijn, met hun hebzucht en egoïsme, hun grote gelijk en drammerigheid. En ook ik? Ja, ook ik.

Later, veel later, heb ik geleerd … maar wacht even, ik moet eerst ons grootste geschenk vermelden: de twee prachtige zonen die uit onze liefde geboren zijn. Het grootste wonder op aarde is toch het prille leven in de buik van je vrouw en dat dit leven in negen maanden van een cel naar een mens toe groeit. Is alles ons gegeven? Ja, de heerlijke jonge jaren, maar ook de vaak pittige puberjaren, waarin we met elkaar gestreden en geschuurd hebben, waarin de jongens hun eigen identiteit hebben ontwikkeld en waaruit we Godzijdank niet uit elkaar, maar juist naar elkaar toe zijn gegroeid. Uit mijzelf kies ik niet voor problemen, maar de problemen blijken later vaak een zegening te zijn. Een of andere voorvader schijnt eens gebeden te hebben: ‘God, dankuwel dat u niet al mijn gebeden verhoort.’ Ik kan alleen maar zeggen: amen.

3. Het leven is een eenheid.

Het leven lijkt vaak vooral chaos te zijn, maar in deze chaos blijkt na lang zoeken, tasten in het donker soms, een diepere betekenis te vinden. Schijnbare tegenstellingen vormen samen een eenheid. Deze verborgen schatten vind ik in de natuur, in de akker, in mensen. Deze verborgen schatten delen met andere mensen – dat is de drijfveer achter mijn schrijven. Toegegeven: in het heden heerst vaak de chaos en vaak pas achteraf blijkt dat het allemaal zo had moeten zijn. Dan pas zie ik de verbanden. Steeds meer zie ik dat het goede onlosmakelijk verbonden is met het kwade en dat liefde en lijden voortkomen uit dezelfde bron. Heeft het woord passie niet deze dubbele betekenis? Tegen alle redelijke verwachting in heeft mijn eeuwige zoektocht me geloof gegeven. Steeds weer blijk ik tegen de tijdgeest in keuzes te maken: ik koos voor een bestaan als tuinder in de tijd dat elke dag ongeveer vijf boerenbedrijven in Nederland ermee stopten. En terwijl de ene na de andere kerk een dancing of bibliotheek werd koos ik … Nee, ik vergeet mijn tweede zegening: alles wordt ons gegeven.

Ik hoop met Een allesverterend vuur mensen nieuwsgierig te maken. Nieuwsgierig naar wat er achter de horizon van hun eigen gelijk ligt.

Bekijk: 'EEN ALLESVERTEREND VUUR'

4. Het gaat prima zonder regels.

Ik meen een ontwikkeling in de samenleving waar te nemen: de regelgeving neemt toe en het verantwoordelijkheidsbesef van mensen neemt af. Daarnaast mogen er geen fouten meer gemaakt worden. Jammer, want fouten maken een mens juist interessanter. Durf fouten te maken en je bent een vrijer mens.

We zijn immers vrije mensen? Nou, laten we dan ook in die vrijheid gaan staan. Regelgeving komt doorgaans voort uit angst en de behoefte om risico’s te vermijden. Regels blijken echter juist vaak overtredingen in de hand te werken. Ik was ooit met Martine in een wellnesscentrum. In de koude buitenlucht lagen we lekker te dobberen in een warm bubbeltjesbad. Ik moet zeggen dat ik er niet aan dacht, maar toen ik een verbodsbordje zag waarop twee mensen elkaar zoenden kreeg ik onmiddellijk de neiging om Martine stevig te gaan liefkozen. Ach, het zal wel een puberale oprisping zijn. Het leven is een risico en met het vermijden van risico’s draai je het leven de nek om. Vertrouwen is veel leuker. Zelf ben ik van nature nogal angstig. Zit in mijn genen. Dus ik weet uit ervaring dat angst een slechte raadgever is. Nog steeds heb ik de neiging om gevaar te vermijden, maar ik word er niet blij van. Mijn zonen die vol bravoure op hun snowboards de helling af suizen zijn wat dat betreft een goede inspiratiebron.

5. Denk zelf na.

Ik heb altijd tot de minderheid behoort en voel me daar prima bij. Ik durf zelfs wel te zeggen dat de meerderheid per definitie ongelijk heeft. De mens is immers nog altijd een groepsdier en helaas heeft de meerderheid niet de moed om werkelijk zelfstandig te zijn. Ik zei al: ik ben van nature nogal angstig en zal mezelf niet snel moedig noemen, maar er is een kern in mij die me geen keus laat als het om werkelijk essentiële zaken gaat: geloof, liefde en waarheid. Wat is er mooier dan zelf te zaaien en zo te ontdekken waar het leven vandaan komt? Of zelf te bidden en op een goede dag God te horen spreken? Instituten als kerk en staat hebben de neiging het denken en het leven te reguleren en in vaste kaders te begrenzen, het zij zo, ik ga mijn eigen weg.

6. De natuur is altijd sterker.

Gras dat door een asfaltweg heen breekt, een verlaten spoorweg die binnen een jaar is overwoekerd. De natuur kent geen moraal, is gewoon. De mens maakt plannen en poogt de natuur te beheersen, maar de natuur corrigeert elke onevenwichtigheid.

Als tuinder zie ik dit elke dag. Alles is organisch en het feit dat wij die waarheid als mens ontkennen zorgt voor veel spanning en ellende, maar de natuur breekt door het asfalt van onze plannen en politiek. De hoogmoed van de mens om het beter te weten dan de natuur is eigenlijk lachwekkend. Ik ben geen boerenzoon en heb als stadsjongen het tuindersvak in de praktijk geleerd. Dat heeft in elk geval één voordeel, namelijk dat ik nog elke dag verwonderd ben. Het leven wil zo graag, is zo gretig. Hoe hard ik ook schoffel, het onkruid wint het altijd. De aarde wil namelijk zoals elk organisme een huid. Dus leg ik meer en meer stro in plaats van te schoffelen en zaai ik groenbemesters in plaats van de grond kaal te houden. Het leven als tuinder is zo veel gemakkelijker als je in het wiel van de natuur mee beweegt in plaats van ertegenin. Wil je kennismaken met mijn oogsttuin? Kijk dan eens op www.inhetvolleleven.nl.

7. De dood heeft niet het laatste woord.

In Een allesverterend vuur is er een dialoog tussen Eva en Samuel: Hij is even stil, kijkt naar buiten en zegt dan: `Maar in ieder mens zit een klein deeltje, misschien is het wel je allereerste cel, die je verbindt met de oorsprong.’

Eva schraapt haar keel en zegt voorzichtig: `Wat je zegt over dat deeltje doet me denken aan wat je een tijd geleden, toen je bij ons was, vertelde over het oerwoud.’

Samuel kijkt haar vragend aan en ze vervolgt: `Je zei toen dat er geen dood bestaat. Dat jouw vaders zaad in jou voortleeft en jouw zaad in dat van jouw kinderen.’

Samuel knikt langzaam: `Ja, dat klopt. Ook in die hel was dat zaadje, dat deeltje er nog steeds. Dat deeltje is niet te vernietigen. Daarin is alleen maar waarheid, oorsprong en liefde. En nu denk ik dat dit oerdeeltje er altijd al was. In ieder mens. Dat deeltje verbindt jou en mij met iedereen. Het verbindt ons door alle generaties heen met de eerste mens, met al het leven. Al was het toen in de hel wel erg ver weg.’

Hoofdpersoon Jeremia zou nu aan zijn alter ego Mozes kunnen vragen: 'En heeft dat deeltje ook een naam?' De zwerver zou dan misschien antwoorden: 'God?' God met een vraagteken gaat al voorzichtig naar de hoop. God met een uitroepteken wordt zekerheid. Eerlijk gezegd zweef ik daar vaak tussenin, terwijl er in de natuur zoveel Godsbewijzen zijn. Durf je zintuigen los te laten en te vertrouwen op het onzichtbare.

8. Toeval bestaat niet.

Samuel zegt het hierboven al: we zijn allemaal met elkaar verbonden. We zijn veel meer dan een verzameling cellen. Materie is slechts het omhulsel, het werkelijke leven is geest en dat stopt niet bij de dood. En ook al lijkt het leven vaak willekeurig, toch heeft alles een bedoeling. Elk mens heeft een bedoeling, sterker nog: we zijn allemaal nodig. De vergelijking in waardering is echt iets van de mens. Onze schepper denkt niet zo economisch.

In mijn sombere buien zie ik dat alles vroeg of laat kapot gaat, dat mijn lichaam achteruitgaat, dat alles vergankelijk is. Op die momenten voelt alles onsamenhangend en zinloos. Maar loop ik ’s avonds het weiland in en kijk ik naar de sterrenhemel, dan word ik op mijn plaats gezet. Kijkend naar die duizenden lichtjes besef ik hoe klein ik ben, maar vooral ook hoeveel orde er heerst in die oneindige kosmos. En dat ik zelf ook onderdeel ben van die orde.